Turkana, regio van slechts wegen met een bevolking

Door Ilona Eveleens

In een ronde hut gevlochten van takken liggen vier jonge mannen te doezelen. Het  losse vlechtwerk laat elk zuchtje wind door. In Turkana zoeken mens en dier op het heetst van de dag de schaduw op. Ook de vier jonge herders in de noordwestelijke provincie van Kenia. Zij  hebben hun kamelen en geiten even alleen gelaten. Het vee staat dicht opeen in de schaduw van enkele bomen langs een droge rivierbedding even buiten Lokitaung, een plaats niet ver van het jadegekleurde Turkanameer.

Het landschap van Turkana bestaat uit een wit uitgemergelde zandvlakte, ingeklemd tussen bergen en heuvelruggen. Bomen zijn schaars. In het barre landschap groeit alleen een snelrijpende soort sorghum. Overal langs de hoofdwegen, veelal niet meer dan plakkaten asfalt met zand ertussen, liggen grote zakken met houtskool. Automobilisten met bestemming het zuidelijk deel van Kenia kopen de houtskool die hier beduidend goedkoper is dan in de rest van het land. Er heersen hier vaak droogten die onze dieren doden. Met houtskool kunnen we een beetje geld verdienen, vertelt een vrouw die langs de toegangsweg naar  Lokitaung naast een paar grote zakken houtskool zit. Turkana rooien noodgedwongen hun schaarse bomen. De bevolking heeft geld nodig om voedsel te kopen.

Het noorden van Kenia, waar nog tal van andere herdersvolken leven, is verwaarloosd door de regering. Als iemand vanuit het noorden naar de hoofdstad Nairobi gaat, wordt dat aangeduid als een reis naar Kenia. Noorderlingen hebben niet het gevoel erbij te horen. Ontwikkelingsorganisaties zijn in de provincie al net zo schaars als bomen. Turkana wordt gezien als een regio van slechts wegen met een bevolking, gevreesd om het meedogenloze optreden tijdens veedieverij, waaraan alle nomadenvolken zich schuldig maken. De kerken en Dierenartsen zonder Grenzen behoren tot de zeldzame instanties die proberen te helpen. Zij hebben waterputten geslagen en zanddammen aangelegd. Die reservoirs vullen zich in de regenseizoenen als de doorgaans droogstaande rivieren aanzwellen tot wilde stromen. De waterprojecten zorgen ervoor dat de bevolking niet van de dorst omkomt, maar het landschap blijft kaal en onvruchtbaar.

Zo was Turkana niet altijd. Een man in Lokitaung, te oud om met vee op zoek te gaan naar water en weidegronden, woont naast de middelbare school en vertelt: Mijn grootvader vertelde hoe hij als kind in de acaciabossen van Turkana speelde. Waar zijn al die bomen gebleven? Hebben we die allemaal opgebrand?. De scholieren, vaak bij zijn hut in de hoop op verhalen uit de oude doos,  weten de oplossing. Iemand moet ons bomen geven om te planten langs de zanddammen. Bomen trekken regen aan. De wortels houden het zand bijeen zodat het minder stuift en als er meer bomen zijn, is het niet erg als we af en toe kappen voor brandhout, somt een jongen uit de vierde klas op.

Zo´n twintig jaar geleden bracht een Israëlische hulporganisatie met een beetje irrigatie fruitbomen tot bloei in Turkana. Om politieke redenen ondermijnde de toenmalige Keniaanse regering het project en de Israeliërs vertrokken. Maar het bewijs was geleverd dat boomgaarden overleven kunnen.  De Green Belt Mouvement, de milieuorganisatie van de Keniaanse Nobelprijswinnares Wangari Maathai, heeft enkele vrouwengroepen aangespoord om bomen te kweken. Maar de kleinschaligheid van de projecten zet weinig zoden aan de dijk en de zandwoestijn van Turkana kruipt steeds meer zuidwaarts naar de vruchtbare heuvels van Kenia.

Ilona Eveleens is Afrika correspondent voor de Geassocieerde Persdienst (GPD)

december 2007