Kamer gemisinformeerd over ammoniakbeleid

Jan Willem Erisman, bijzonder hoogleraar Integrale Stikstofstudies, was verbaasd toen hij las wat staatssecretaris Dijksma de Tweede Kamer eind mei schreef over een rapport over ammoniakuitstoot waar hij aan meeschreef. Erisman is lid van de wetenschappelijke commissie die in opdracht van de WUR het ministerie van Economische Zaken onlangs adviseerde over de waarde van verschillende meetmethoden voor de vaststelling van ammoniakuitstoot bij het uitrijden van mest. In dit opiniestuk geeft hij een persoonlijke reactie op Dijksma’s brief.

Door Jan Willem Erisman

Sharon Dijksma, de PvdA-staatssecretaris voor het ministerie van EZ met landbouw in haar portefeuille, heeft afgelopen vrijdag de resultaten van de Internationale Ammoniak Review aan de Kamer gestuurd. Dat rapport werd gemaakt om een einde te maken aan de lange discussie over bovengronds uitrijden van mest. Dat is een methode die ecologisch werkende boeren graag willen kunnen toepassen omdat ze zien dat hun land, hun dieren en de natuur er profijt van hebben. De belangrijkste boodschap gaat echter precies de andere kant op. De wetenschappelijke review zou het ammoniakbeleid ondersteunen. Met verbazing heb ik dan ook Dijksma’s brief gelezen. De Nederlandse reviewers hebben hun bijdrage aan dit internationale stuk gegeven, maar ik kan die niet terugvinden in die conclusies. Verder ontbreken de nuances, mitsen en maren uit de review die volgens mij van groot belang zijn voor de conclusies van het ammoniakbeleid.

In de Nederlandse review kwamen wij tot de conclusie dat er veel onderzoek gedaan is in het verleden (tot 10 jaar terug) met de toen gangbare meetmethodes voor de bepaling van ammoniakemissies. De resultaten van één van de grootste datasets op dit gebied laten zien dat er een grote spreiding is in de hoeveelheid ammoniak die vervluchtigt uit de mest na het uitrijden in het veld. Neem je het gemiddelde van alle metingen, wat inderdaad is gedaan, dan heb je vanwege de grote hoeveelheid gegevens, op landelijk niveau een aardig beeld. Op lokale schaal zal zo’n gemiddelde echter afwijken van de werkelijkheid omdat het voorbij gaat aan factoren die de emissie medebepalen zoals grondsoort, weersomstandigheden, type mest en mate van verdunning. Bovendien is juist in de vertaling van deze gegevens onvoldoende rekening gehouden met die emissie-bepalende factoren. Daarom is het wetenschappelijk zinloos om op basis van deze landelijk gemiddelden de emissie en depositie van ammoniak in specifieke situaties te berekenen. Het betekent immers dat de bestaande methode alleen voor een gemiddeld, maar niet voor welk echt bedrijf dan ook geschikt is.

De Nederlandse reviewers concluderen voorts dat de effectiviteit van emissiebeperking door het onderwerken van de mest die op veldexperimenten zijn gebaseerd worden overschat; in de praktijk pakken deze doorgaans lager uit. Wie daar zekerheid over wil hebben, moet meer onderzoek doen om de ammoniakemissie op lokale schaal echt correct te kunnen kwantificeren met nieuwe meetmethoden. Verder is er een scala aan mogelijkheden om op bedrijfsniveau de emissie te verminderen. Ook deze zijn echter onvoldoende onderzocht voor wie ze in de praktijk wil toepassen.

De afgelopen jaren is de emotie binnen het ammoniakdebat hoog opgelopen en is er vanuit verschillende groepen van boeren bezwaar geuit tegen het generieke middelenvoorschrift. Wageningen en Den Haag houden elkaar stevig vast en vinden ongetwijfeld dat er voldoende aanleiding is om op basis van deze review op dezelfde voet door te kunnen gaan met het ammoniakbeleid. Vooral de PAS (Programmatische Aanpak Stikstof) kan blijven bestaan omdat de wetenschappelijke onderbouwing voldoende zou zijn. Het was geen vraag aan de reviewers dit te beoordelen. In de review is, zoals hierboven geschetst, wel aangegeven dat de wetenschappelijke onderbouwing voor de lokale schaal ondermaats is. Zolang er met landelijk gemiddelde factoren gewerkt wordt, wordt geen recht gedaan aan de grote lokale spreiding en lokale problematiek ten aanzien van ammoniak. Vergelijk het met de weersvoorspellingen: landelijk kunnen de temperatuur en de windkracht wel kloppen, maar het maakt een groot verschil of je langs de kust of in Zuid-Limburg woont! Verder is er een groeiende beweging bij agrarische ondernemers om meer vanuit het behoud van bodemvruchtbaarheid en het sluiten van kringlopen te boeren. Dergelijke boeren streven naar mest als kwaliteits- in plaats van afvalproduct. Juist voor hen zou in het beleid ruimte gecreëerd moeten worden vanuit duurzaamheidsperspectief. Er zijn voldoende academisch onderbouwde aanwijzingen dat hier integraal milieuwinst te behalen is.

Het zou verstandig zijn als de Tweede Kamer de review zelf nog eens grondig doorneemt en daar hopelijk de juiste conclusies aan verbindt: het beleid zou zich meer richting doelvoorschriften in plaats van middelvoorschriften moeten ontwikkelen. Dat biedt ruimte voor regionale diversiteit, voor integratie van natuur en landbouw en voor een centrale rol voor daadwerkelijk duurzamere kringlopen die meer omvatten dan alleen een generiek middelvoorschrift. Kennelijk hanteert het ministerie een andere agenda en geeft het daarom de voorkeur aan het misinformeren van de Kamer.

Jan Willem Erisman is directeur van het Louis Bolk Instituut en bijzonder hoogleraar Integrale Stikstofstudies aan de VU in Amsterdam.

13 juni 2013